Op Honden Mania kom je regelmatig woorden tegen die je misschien nog niet kende en nergens anders hebt gehoord of gelezen. Dat kan zeker gebeuren. Op deze pagina vind je een beknopte uitleg van de betekenis van bepaalde termen. Heb je toch nog vragen? Neem dan gerust contact met ons op!

A

Agressie: Gedrag dat gericht is op het bedreigen of schaden van een ander dier of persoon. Dit kan variëren van grommen en blaffen tot bijten.

Alfa: De dominante hond in een groep of roedel, die vaak de leiding neemt en het gedrag van de andere honden beïnvloedt.

Adoptie: Het proces van het aannemen van een hond uit een asiel of opvang.

Allergie: Een reactie van het immuunsysteem van een hond op bepaalde stoffen, zoals voedsel of pollen.

B

Baasgericht: Honden die sterk gericht zijn op hun eigenaar en graag willen behagen.

Blaffen: Het geluid dat honden maken om te communiceren. Dit kan verschillende betekenissen hebben, zoals waarschuwen, begroeten, of aandacht vragen.

Bloedonderzoek: Een medische test om de gezondheid van een hond te controleren.

C

Canine: Betreffende honden of hondachtigen.

Castratie: Het verwijderen van de voortplantingsorganen van een reu, meestal om ongewenste voortplanting te voorkomen en gedrag te beïnvloeden.

Chippen: Het implanteren van een microchip voor identificatie van een hond.

D

Dominantie: Het gedrag van een hond om zijn positie in de hiërarchie te bevestigen. Dit kan zich uiten in het opeisen van territorium, eten of aandacht.

Draagbare kennel: Een draagbare kooi of kennel gebruikt voor het vervoeren of tijdelijk huisvesten van een hond.

Dierenarts: Een professional die zich bezighoudt met de gezondheid en verzorging van honden.

Dracht: De periode waarin een teef zwanger is en pups draagt.

E

Eiwitten: Essentiële voedingsstoffen die nodig zijn voor de groei, reparatie en het behoud van lichaamsweefsels. Een belangrijk bestanddeel van hondenvoer.

Enting: Het toedienen van vaccins om honden te beschermen tegen besmettelijke ziekten.

Eigenaar: De persoon die verantwoordelijk is voor de zorg en het welzijn van een hond.

F

Fokker: Een persoon die honden fokt voor specifieke eigenschappen of rassen.

Fokprogramma: Een gestructureerd plan voor het fokken van honden, met het doel om bepaalde eigenschappen of raseigenschappen te verbeteren.

G

Gedragsmodificatie: Technieken en methoden gebruikt om het gedrag van een hond te veranderen of te verbeteren.

Gecastreerd: Een reu die zijn voortplantingsorganen heeft laten verwijderen.

Gedragstherapie: Een methode om ongewenst gedrag bij honden aan te pakken door middel van training en begeleiding.

H

Halsband: Een riem die om de nek van de hond wordt gedragen en waaraan vaak een riem wordt bevestigd voor controle tijdens het wandelen.

Hondentraining: Het proces van het onderwijzen van een hond om bepaalde gedragingen of taken uit te voeren.

Hondentaal: De manier waarop honden communiceren via lichaamstaal en vocalisaties.

Hondenverzekering: Verzekeringen die medische kosten voor honden dekken.

Hondenspeelgoed: Speelgoed dat speciaal is ontworpen voor honden om mee te spelen en te leren.

I

Intelligentie: De mentale capaciteit van een hond om problemen op te lossen, nieuwe commando’s te leren en zich aan te passen aan nieuwe situaties.

Instinct: Aangeboren gedragingen of reacties die niet aangeleerd hoeven te worden, zoals jagen of hoeden.

J

Jachtgedrag: Instinctief gedrag van honden om op prooien te jagen, vaak gezien bij bepaalde rassen zoals jachthonden.

Jonge hond: Een hond die nog niet volwassen is, meestal jonger dan één jaar.

Jodium: Een element dat soms wordt gebruikt in antiseptische oplossingen voor het desinfecteren van wonden bij honden.

Jaarlijkse controle: Een routineonderzoek bij de dierenarts om de gezondheid van een hond te beoordelen en vaccinaties bij te werken.

K

Kattenbaktraining: Het trainen van een hond om een kattenbak te gebruiken voor zijn behoefte, meestal alleen toegepast bij zeer kleine rassen of in uitzonderlijke omstandigheden.

Koppigheid: Een eigenschap van sommige honden die zich verzetten tegen training of bevelen, vaak door een sterk onafhankelijke aard.

Kynologie: De studie van honden en hun gedrag.

L

Leeftijd: De leeftijd van een hond in jaren of maanden. Honden hebben verschillende levensfasen, waaronder pup, volwassen en senior.

Levensverwachting: De gemiddelde tijd die een hond kan verwachten te leven, variërend per ras en gezondheidstoestand.

Levenscyclus: De verschillende levensfasen van een hond, van pup tot senior.

Lijn: Een andere term voor leiband, die gebruikt wordt om een hond aan te lijnen tijdens het uitlaten.

Lichaamstaal: De non-verbale communicatie van een hond, zoals houding en beweging, die helpt bij het begrijpen van hun emoties en intenties.

M

Mondhygiëne: De zorg voor de tanden en het tandvlees van een hond, vaak door poetsen en regelmatige gebitscontroles bij de dierenarts.

Mand: Een comfortabele plek waar een hond kan rusten of slapen.

Muilkorf: Een apparaat dat over de snuit van een hond wordt geplaatst om bijten te voorkomen.

Medicatie: Geneesmiddelen die aan honden worden gegeven voor de behandeling van ziekten of aandoeningen.

Microchip: Een kleine chip die onder de huid van een hond wordt geïmplanteerd voor identificatie en terugkeer bij verlies.

N

Natuurlijk gedrag: Gedrag dat inherent is aan een hond en niet is aangeleerd, zoals graven of snuffelen.

Neuswerk: Activiteiten waarbij honden hun reukvermogen gebruiken, zoals speuren of detectiewerk.

Neus: Het reukorgaan van de hond, dat zeer gevoelig is en essentieel voor hun zintuiglijke waarneming.

Narcose: Een medische toestand waarin een hond onder anesthesie wordt gebracht voor een operatie of medische procedure.

Natuurlijke voeding: Voeding die bestaat uit onbewerkte ingrediënten en geen kunstmatige toevoegingen bevat.

O

Obesitas: Overgewicht bij honden, wat kan leiden tot gezondheidsproblemen zoals diabetes en gewrichtsproblemen.

Onderdanigheid: Gedrag dat erop gericht is om onderdanig te zijn aan andere honden of mensen, vaak getoond door buikomrollen of oren naar achteren leggen.

Ontwormen: Het proces van het toedienen van medicatie aan een hond om parasitaire wormen te verwijderen.

Ooginfectie: Een aandoening waarbij de ogen van een hond geïnfecteerd raken, wat kan leiden tot roodheid, zwelling en afscheiding.

Overgewicht: Een veelvoorkomend probleem bij honden dat kan leiden tot gezondheidsproblemen en dat kan worden voorkomen door goede voeding en voldoende beweging.

 

P

Puppy: Een jonge hond, meestal jonger dan één jaar.

Puppycursus: Een trainingsprogramma specifiek gericht op jonge honden om basiscommando’s en sociale vaardigheden aan te leren.

Puppy socialisatie: Het proces waarbij jonge honden worden blootgesteld aan verschillende mensen, dieren en omgevingen om angst en agressie te verminderen.

Pootafdruk: De afdruk die een hond achterlaat, vaak gebruikt in creatief werk of als identificatie.

Parasieten: Organismen zoals vlooien, teken en wormen die schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid van honden.

Q

Quick release: Een type hondenhalsband of tuig met een snelsluiting voor gemakkelijke verwijdering.

Quarantaine: Een periode waarin een hond geïsoleerd wordt gehouden om de verspreiding van ziektes te voorkomen, vaak na een reis of blootstelling aan zieke dieren.

R

Rasstandaard: Een set richtlijnen die de ideale eigenschappen, uiterlijk en temperament van een hondenras beschrijft.

Reu: Een mannelijke hond.

Rabiës: Een ernstige virale ziekte die vaak dodelijk is en via beten van geïnfecteerde dieren wordt overgedragen.

Rondleiding: Een begeleide wandeling of demonstratie, vaak gebruikt in trainingscontexten of bij hondenopvangcentra.

Ras: Een specifieke groep honden met gemeenschappelijke kenmerken en een herkenbare stamboom.

S

Socialisatie: Het proces waarbij een hond leert om positief om te gaan met andere honden, mensen en omgevingen.

Speuren: Het gebruik van het reukvermogen door een hond om een spoor te volgen.

T

Territoriaal gedrag: Gedrag dat gericht is op het beschermen van het eigen territorium tegen indringers.

Training: Het proces van het onderwijzen van een hond om specifieke commando’s of gedragingen te volgen.

U

Uithoudingsvermogen: De capaciteit van een hond om fysieke activiteit voor langere tijd vol te houden.

Uitlaten: Het naar buiten brengen van een hond voor beweging en om zijn behoefte te doen.

V

Vaccinatie: Het toedienen van vaccins om een hond te beschermen tegen ziekten.

Verlatingsangst: Angst of stress die een hond ervaart wanneer hij alleen wordt gelaten.

Vachtverzorging: Het onderhouden van de vacht van een hond, wat kan inhouden borstelen, wassen en trimmen.

Voedingsbehoeften: Specifieke voedingsstoffen en hoeveelheden die een hond nodig heeft voor een gezonde levensstijl.

W

Waakhond: Een hond die getraind of natuurlijk geneigd is om te waken en te beschermen tegen indringers.

Wormen: Parasieten die in het lichaam van een hond kunnen leven en gezondheidsproblemen kunnen veroorzaken.

Warmte: De periode waarin een teefje vruchtbaar is en bereid is om te paren.

Wervelkolom: De ruggengraat van de hond, belangrijk voor de ondersteuning van het lichaam.

Wandeling: Een uitje met de hond, essentieel voor beweging en socialisatie.

X

Xylitol: Een zoetstof die giftig is voor honden en vaak voorkomt in suikervrije producten.

Xenofobie: Angst of afkeer van vreemde honden of mensen, wat kan leiden tot agressief gedrag.

Y

Yogamat: Een mat die soms gebruikt wordt in hondentraining voor stabiliteitsoefeningen en balans.

Z

Zindelijkheid: Het vermogen van een hond om zijn behoefte op een daarvoor bestemde plaats te doen.

Zonder-leiband-gebied: Een gebied waar honden vrij kunnen rondlopen zonder aan de lijn te moeten zijn.

Zenuwachtig: Een term die kan verwijzen naar een hond die angstig of gestrest is in bepaalde situaties.

Zorg: Algemene verzorging en aandacht die een hond nodig heeft, inclusief voeding, beweging en medische zorg.

Dit woordenboek kan nuttig zijn voor zowel nieuwe hondeneigenaren als ervaren hondenliefhebbers die hun kennis willen vergroten.

Vond je dit artikel leuk?

Bedankt voor je feedback!